Historie van Jelsum
Jelsum is een terpdorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een kwelderwal. Vanaf Leeuwarden gerekend is dit het eerste van een reeks van de terpdorpen die op de oostelijke oever is ontstaan. Het dorp was richting Dokkumer Ee ontsloten door de Jelsumervaart of Haskermeer zuidelijk van het dorp. Aan de noordzijde was de Cornjumervaart net zover van het dorp verwijderd. Jelsum lag slechts een paar honderd meter van de zeedijk van de Middelzee.
Aan het einde van de 19de eeuw is de terp aan de noordzijde afgegraven, het terpgedeelte waar Harinxmastate op stond. Aan weilanden binnen de nog steeds bestaande ringweg is te zien hoe uitgestrekt de bijna dubbele terp is geweest. Het zuidelijke gedeelte is nog op hoogte. Daar staat nu aan de noordzijde de kerk en is de oude bebouwingsrand te vinden. Tussen de ringweg, Op ’e Terp, en de kerk is een grasplein gevormd. De plek waar Dekema nu staat was, aan archeologische sporen te oordelen, in de 13de eeuw al bewoond. De huidige, omgrachte zaalstins is moeilijk te dateren, omdat er zo vaak wat is veranderd. Hij wordt in 1486 voor het eerst genoemd, is in 1498 door brand vernield en daarna spoedig herbouwd. De overwelfde kelder kan nog ouder zijn: er zitten sporen in van smalle vensters of schietsleuven. Omstreeks 1540 verrezen een hoofdvleugel in twee bouwlagen en een noordelijke aanbouw; een eeuw later een haaks daarop staande zuidvleugel. In 1814 zijn de verdiepingen van de hoofd- en dwarsvleugel afgebroken. De toegangsbrug en de muur bij de dorpskern zijn in 1905 aangelegd.
De dorpskerk is in de 12de eeuw van tufsteen opgetrokken: het vijfzijdige koor is in de 15de eeuw in baksteen vernieuwd. De noordmuur van het schip vertoont spaarvelden en rondboogfriezen. De toren is in de 13de eeuw verrezen. In het interieur zijn de twee herenbanken, de preekstoel en enkele vroege renaissance zerken van betekenis.